Kader Abdolah wordt geboren op 12 november 1954 in Arak,
een stad in Iran. Kader Abdolah is een pseudoniem; zijn eigenlijke naam
is Hossein Sadjadi Ghaemmaghami Farahani. Zijn vader is tapijtknoper en
doofstom. Omdat zijn vader vanwege zijn handicap veel dingen niet kan,
wordt van Abdolah als oudste zoon verwacht dat hij hem zo veel mogelijk
vervangt. Hij regelt de zaken voor het gezin en treedt op als tolk voor
zijn vader. Hij herinnert zich zijn jeugd als een vreselijke tijd. Hij
had weinig tijd om te spelen en kon niet echt kind zijn. 'Als kind las
ik boeken waarin kinderen op de rivier speelden met een roeibootje. Daar
verlangde ik hevig naar. Het was mijn droom in een bootje weg te varen'
(
De Morgen
, 27 maart 1997).
De opvoeding van Abdolah wordt bepaald door een strenge
geloofsovertuiging. Abdolah mag daarom niet naar cafés en niet met
meisjes praten. Als hij vijftien jaar is, wordt hij verliefd. Hij
twijfelt aan het bestaan van God en wil een test doen. 'Ik schreef in
mijn dagboek: "God, ik ben verliefd op dat meisje, ik wil haar nu op de
hoek van de straat zien - als zij er is, dan besta jij." Ze kwam niet en
God was voor mij verdwenen' (NRC Handelsblad
, 12 augustus 1995). Ook westerse literatuur is in het
gezin verboden. Maar als hij twaalf is, begint hij deze toch in het
geheim te lezen. Lezen is belangrijk voor hem, evenals schrijven. Hij
houdt lang een dagboek bij. Abdolah wil schrijver worden. Zijn grote
voorbeeld is zijn overgrootvader, die dichter was (en premier) en gezien
wordt als de grondlegger van de moderne Perzische literatuur. Hij werd
vermoord door aanhangers van de sjah.
Van 1972 tot 1978 studeert Abdolah natuurkunde in Teheran.
Hij raakt betrokken bij een ondergrondse communistische partij, waarmee
hij zich wil verzetten tegen het bewind van de sjah en later tegen dat
van Khomeini. Zijn neef wordt gedood, twee zussen van hem worden
gearresteerd. Na zijn studie is hij directeur van een emballagefabriek
en blijft hij politiek actief. Abdolah schrijft begin jaren tachtig twee
boeken onder zijn pseudoniem (dat de naam is van een vermoorde vriend)
over de onderdrukking van de Koerden in Iran. Deze boeken worden
verboden en als men erachter komt dat hij de schrijver is, vlucht hij
naar Turkije (in 1986). Hij wil graag naar Amerika om daar een groot
schrijver te worden, maar in plaats van in Amerika komt hij in 1988
in Nederland terecht, in een asielzoekerscentrum in Apeldoorn.
In Nederland pakt hij het schrijven op. De taal leert hij snel. Hij begint met het lezen van eenvoudige boeken, zoals Jip en Janneke
van Annie M.G. Schmidt. Om de taal beter te leren
studeert hij een jaar Nederlands aan de Universiteit van Utrecht. Hij
heeft veel discipline nodig om te kunnen schrijven. Ook in zijn verdere
dagelijks leven heeft hij veel zelfdiscipline: zo vertelde hij dat hij
met veel zelfbeheersing per dag één sigaar rookt, die hij in stukjes
knipt zodat hij er op meerdere momenten van de dag van kan genieten. Als
teken van intellectualiteit draagt hij een snor; het is ook een teken
van verzet: 'Wie een snor heeft, verzet zich' (
De Stem
, 29 december 1995). Lange tijd woont Abdolah in Zwolle,
waar hij bij het Gemeentearchief werkt. In 2004 verhuist hij met zijn
gezin naar Delft, als
fulltime
schrijver
.
In januari 2008 wordt hij
in Frankrijk benoemd tot Ridder in de Orde van de Kunsten en de Letteren.
In het najaar van 2008 verzorgt Abdolah vele lezingen in
het land, naar aanleiding van zijn vertaling van de Koran en is hij
gastschrijver aan de Rijksuniversiteit Groningen. De faculteit
Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschappen van deze universiteit maakt
dan bekend hem een eredoctoraat toe te kennen omdat hij er 'als geen
ander in is geslaagd het andere gezicht van de islam voor een breed
publiek te laten zien'. (Bron: uittrekselbank Biblion auteursportret
Geen opmerkingen:
Een reactie posten