Gelezen boeken: Oek de Jong
‘De
taal is aan voortdurende verandering onderhevig.’ Dat zegt Oek de Jong in
zijn essay Wat alleen de roman kan zeggen, echt een boek
(nou ja, boekje, van 96 pagina’s) dat je leest met het gezicht van een konijn
dat in de koplampen van een auto staart. Er is daar iets, in de verte... maar
wat? De Jong gaat verder: ‘De omgangstaal verandert, de taal van de literatuur
verandert. Het lijkt mij niet uitgesloten dat aan het begin van deze nieuwe
eeuw onder schrijvers en lezers het stijlgevoel niet alleen verandert maar ook
achteruitgaat.’
Mijn stijlgevoel zegt dat de zinnen van De Jong behoorlijk
lelijk zijn. Een tikkeltje omslachtig ook. En dan die merkwaardige overgang,
van de taal in het algemeen via twee registers (die veranderen) naar het
stijlgevoel. Van lezers én schrijvers. In de passage die op het bovenstaande
volgt, begint De Jong zich te ergeren aan het verdwijnen, of aan het minder
gebruikt worden van, de samengestelde zin: ‘Tegenwoordig lijken veel schrijvers
alleen nog maar korte znnen te kunnen of willen schrijven. Korte zinnen, korte
alinea’s. Snel, sneller, snelst.’
Blijkbaar vindt De Jong dat zijn publiek uit geestelijk wat
achtergebleven types bestaat. Daarom. Legt. Hij. Alles. Drie. Keer. Uit. En hij
gooit er nog een Bezorgd Statement achteraan: ‘Zonder de wat langere,
samengestelde zin verliest het literaire proza aan kracht, schoonheid,
verfijning, elegantie, stuwing en emotie.’ Alstublieft. Uiteraard komt dit door
het verdwijnen van het onderricht in de Klassieken, de Griekse en Romeinse
auteurs zonder wie wij Barbaren zijn, wroetend in de modder, levend als
beesten, onder de vlooien en overdekt met schurftachtige huidschilfers.
De Jong, een man waar deze Klassieken doorheen zijn gegaan,
als een mes door de boter, of als een Romeinse soldaat door een onderworpen
Slavin, betreurt deze kaalslag zeer: ‘Het hoge stijlbewustzijn van Griekse en
Romeinse schrijvers met in hun kielzog een stoet van grote schrijvers en
denkers tot diep in de twintigste eeuw heeft geen gezag meer in de samenleving.
Hier wreekt zich het verdwijnen van een culturele hiërarchie.’
Ik weet het niet. Onlangs las ik nog een korte roman,
geschreven door Arie Storm, waarin de samengestelde zin zijn uiterste
best deed - en overwon. Dus misschien is de neergang, door De Jong in zijn
dorre proza geproclameerd (‘een stoet van grote schrijvers en denkers’) niet
algemeen. Of misschien denkt De Jong dat Hij, de schrijver van een onleesbaar
boek vol samengestelde zinnen, een boek waarbij je van je stoel valt van
verveling, de Griekse of Romeinse erfenis ten spijt, de literaire cultuur moet
bewaken... Maar dat zal wel niet. Toch?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten