vrijdag 13 december 2013

Oek de Jong "Wat alleen de roman kan zeggen"



Gelezen boeken: Oek de Jong
‘De taal is aan voortdurende verandering onderhevig.’ Dat zegt Oek de Jong in zijn essay Wat alleen de roman kan zeggen, echt een boek (nou ja, boekje, van 96 pagina’s) dat je leest met het gezicht van een konijn dat in de koplampen van een auto staart. Er is daar iets, in de verte... maar wat? De Jong gaat verder: ‘De omgangstaal verandert, de taal van de literatuur verandert. Het lijkt mij niet uitgesloten dat aan het begin van deze nieuwe eeuw onder schrijvers en lezers het stijlgevoel niet alleen verandert maar ook achteruitgaat.’
Mijn stijlgevoel zegt dat de zinnen van De Jong behoorlijk lelijk zijn. Een tikkeltje omslachtig ook. En dan die merkwaardige overgang, van de taal in het algemeen via twee registers (die veranderen) naar het stijlgevoel. Van lezers én schrijvers. In de passage die op het bovenstaande volgt, begint De Jong zich te ergeren aan het verdwijnen, of aan het minder gebruikt worden van, de samengestelde zin: ‘Tegenwoordig lijken veel schrijvers alleen nog maar korte znnen te kunnen of willen schrijven. Korte zinnen, korte alinea’s. Snel, sneller, snelst.’
Blijkbaar vindt De Jong dat zijn publiek uit geestelijk wat achtergebleven types bestaat. Daarom. Legt. Hij. Alles. Drie. Keer. Uit. En hij gooit er nog een Bezorgd Statement achteraan: ‘Zonder de wat langere, samengestelde zin verliest het literaire proza aan kracht, schoonheid, verfijning, elegantie, stuwing en emotie.’ Alstublieft. Uiteraard komt dit door het verdwijnen van het onderricht in de Klassieken, de Griekse en Romeinse auteurs zonder wie wij Barbaren zijn, wroetend in de modder, levend als beesten, onder de vlooien en overdekt met schurftachtige huidschilfers.
De Jong, een man waar deze Klassieken doorheen zijn gegaan, als een mes door de boter, of als een Romeinse soldaat door een onderworpen Slavin, betreurt deze kaalslag zeer: ‘Het hoge stijlbewustzijn van Griekse en Romeinse schrijvers met in hun kielzog een stoet van grote schrijvers en denkers tot diep in de twintigste eeuw heeft geen gezag meer in de samenleving. Hier wreekt zich het verdwijnen van een culturele hiërarchie.’
Ik weet het niet. Onlangs las ik nog een korte roman, geschreven door Arie Storm, waarin de samengestelde zin zijn uiterste best deed - en overwon. Dus misschien is de neergang, door De Jong in zijn dorre proza geproclameerd (‘een stoet van grote schrijvers en denkers’) niet algemeen. Of misschien denkt De Jong dat Hij, de schrijver van een onleesbaar boek vol samengestelde zinnen, een boek waarbij je van je stoel valt van verveling, de Griekse of Romeinse erfenis ten spijt, de literaire cultuur moet bewaken... Maar dat zal wel niet. Toch?

Geen opmerkingen: